Het knagen van mijn geweten heeft een geluid
Het maalt en herhaalt, een woordenrivier
Dat buiten haar oevers treedt
De dijken houden keer op keer geen stand
Het breken hoor je van een afstand
De zandzakken ploffen met geweld
Het water, een kolkende brij, redt zich wel
Het verrijkt zich met modder en stukjes dijk
en vervolgt haar vochtige pad
Een verval van sompige bodems en
weggeslagen gemoedsrust achterlatend
Mijn verwaterd moraal
Na afloop zuigt de rioleringsdienst
mijn putten stevig schoon
Maar de stank blijft
2-2-2023
Marlijn
(foto – Lizzy Bouwman)