De wereld kronkelt zijn tentakels om mij heen.
Ik zie de sterren niet meer scherp. Laat staan de kraters op de maan.
Toch neem ik meer waar. Het bitter van koffie, de blues en het vuur.
Mijn lichaam, mijn benen, ze klappen en trappen over de wervels van het land.
Klauwen grijpen en tienduizend monden kermen klankgezang langszij. Ik scheer er voorbij.
Een tak striemt mijn gezicht. Geen tijd voor. Zoveel bomen vragen om een balans, voor al dat stilstaan.
Dus ik rij.
Kloppende vragen, ze kletteren op een golvend asfalt. Het is een ritme van ruizen waar ik op gedij.
Vrijheid, heet het waar ik op jaag. Het verdraagt geen verkeerde afslag of misstap. Dus ik vertraag.
Het veld, het groen, mijn hart, bladgroenkorrels, hemoglobine, alles vloeit en stroomt samen.
Een rode traan daalt af naar de moddergrond. Stoppen is langzaam verzakken, in het zwarte zand van
het leven.
Ik hoor niet hier maar overal. Ik kan niet gaan en niet blijven staan. Ik zoek slechts haar, voor altijd en
voor even.
Een gift verstopt in het bitter van de liefde en de kracht van overleven. Dus ik neem waar en vind haar
Zowaar dat ik besta.
5-11-2022
Marlijn